Het is een levenskunst om het midden trachten te houden tussen zichzelf wegcijferen voor de ander en het te sterk vasthouden aan zichzelf ten koste van de ander. Hoe vaak vervallen we niet in een eenzijdigheid, waarbij we ofwel levenskracht verliezen ofwel levenskracht opbouwen door middel van een naaste. Het leven kan voor vele complexe situaties zorgen waarbij we het gevoel krijgen in een pendelbeweging te zitten van volgzaamheid en dominantie, neerbuigendheid en hoogmoed, slaafsheid en machtspel.
Het harmonische leven vraagt een balanceren tussen zelfverlies en te groot zelfbehoud, te grote openheid en te strak vastklampen aan eigen denkbeelden, gewoontes en verlangens. Het midden is het ideale beeld van de mens die zich vanuit een stabiele kern zich toewendt naar de wereld. Op deze stabiele kern zullen we later terugkomen.
In ons katholiek verleden spraken ze over hoge waarden als naastenliefde, opoffering en dienstbaarheid, maar vergaten ze het belang te belichten van de eigen kracht. Enkel vanuit een sterk individueel midden kan men dienstbaar zijn. Ook werd deze innerlijke sterkte te weinig beschreven en uitgediept. Het concrete potentieel van deze kracht en hoe deze kan gevormd worden, werd niet duidelijk gecommuniceerd. Daarnaast werden de hoogstaande begrippen als naastenliefde, nederigheid, dienstbaarheid en liefde te weinig genuanceerd en geconcretiseerd.
Alhoewel de pendel in onze huidige cultuur is overgeslagen naar een meer narcistische en materialistische houding bij de mens, zijn er nog steeds vele negatieve gevolgen aanwezig in onze psyche door de verkeerde dienstbaarheid. Van generatie op generatie werd deze ongenuanceerde visie op naastenliefde doorgegeven. In het zichzelf opgeven voor de ander leefde een soort streng sociaal gebod en geweten en daardoor ging er ook een diepe angst mee gepaard. Men moest zich zelfloos inzetten voor de gemeenschap, de kerk en het gezin zonder dat men duidelijk wist waarom precies.
Het voortdurend dienstbaar zijn voor de ander zonder eigen innerlijke sterkte en doelgerichtheid, zorgt na verloop van tijd voor afhankelijkheden, vermoeidheden en psychische problemen. Men botst regelmatig op de immoraliteit van de wereld en merkt dat de eigen gevende attitude, het lief-zijn voor de anderen en de opofferingsbereidheid niet altijd in dank wordt afgenomen. Integendeel, want sommige parasitaire mensen maken maar al te graag misbruik van deze goedbedoelende dienstbare persoonlijkheden. Deze laatsten kunnen deze oneerlijkheid en onrechtvaardigheid maar moeilijk begrijpen. Ze voelen zich diep gekwetst, uitgeput en neigen gemakkelijk naar een depressieve stemming waar ze zichzelf verliezen in de zwaarte van het emotionele leven.
Het loswrikken van het katholieke bepalende juk zorgde voor vele vernieuwingen, vrijheidsbewegingen en sociale engagementen en experimenten. Maar geleidelijk aan ging men van een te groot onbewust zelfverlies naar een te rigied en egoïstisch zelfbehoud. Het kapitalisme, het consumptiegedrag en het uiterlijk individueel zoeken naar geluk werden de nieuwe goden. De geestelijke wereld en de zielswereld werden verbannen of genegeerd en het lichaam werd geadoreerd en gezien als enige existentie.
Zo werd de mens niet meer zozeer een slaaf van de autoritaire kerk, maar een slaaf van de markten, de media en het routineuze hectische leven met een voortdurende uiterlijke zoektocht naar genot, geluk en gezondheid. En ook in deze huidige wereldsituatie dreigt er constant het gevaar van een nieuw mondiaal controle- en machtsysteem die de mens tracht onder de knoet te houden. In deze tijd is er echter niet zozeer sprake van een verkeerde dienstbaarheid (dienstbaarheid is er nauwelijk nog), maar wel van een verkeerde ik-kracht. De grote uitdaging voor de toekomst is dat er een klaar en concreet beeld ontstaat over ware dienstbaarheid en ware ik-kracht.
Die ware ik-kracht werd reeds uitgebreid en in rijke beelden geschetst door verschillende diepreligieuze en filosofische stromingen en in geestelijke geschriften (Bhagavad Gita, Upanishads, Bijbel, Koran,..). Mystici zoals Meister Eckhart, Jakob Boehme, Nicolaus Cusanus, Giordano Bruno en Paracelsus spraken erover. De Duitse idealisten zoals Fichte, Schelling, Novalis en Goethe belichten grondig dit hogere ik. Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, die een bovenmenselijk werk verrichtte, beschreef in duizenden voordrachten de geestelijke kracht van de mens. In onze tijd beschrijft Heinz Grill in talrijke boeken en voordrachten deze ik-kracht die als een scheppend, vormgevend en sturend vermogen in iedere mens actief kan worden.
Met ik-kracht wordt hier dus niet een lichaamsgebonden vitale kracht bedoeld. Het is niet een verlangen naar meer aanzien, succes of uiterlijk geluk. Het kan eerder benoemd worden als een hoger ik in vergelijking met een lager of klein ik dat in verbinding staat met ons ego en drang naar zelfbehoud. De ware ik-kracht staat boven het lichamelijke en ons bewustzijn met denken, voelen en willen. We onderscheiden ons als mens door dit hoger ik omdat we over de mogelijkheid beschikken om helder te denken, ons te concentreren, beslissingen te nemen en tot creativiteit of een scheppende activiteit te komen. Meestal voelen we ons nog grotendeels gevangen door verschillende angsten, belemmeringen, afhankelijkheden of beïnvloedingen. Maar iedere mens heeft het potentieel om meer en meer te groeien naar deze ik-kracht door zich los te maken van bindingen, vertrouwen in deze geestelijke kracht en zich actief en onderscheidend toe te wenden tot mensen die deze ik-ontwikkeling doorgemaakt hebben.
Door het lezen van inspiratieve teksten en het volhardend en vertrouwensvol ordenen van het eigen bewustzijn (denken, voelen en willen losmaken van hardnekkige gewoontes, overgenomen angsten, negatieve beïnvloedingen, machtspelletjes,..), begint men geleidelijkaan meer dit hoger ik te ontwikkelen die vroeger eerder op de achtergrond stond of bedekt werd door allerhande emoties en onheldere gedachten. We ervaren de scheppende gedachtekracht van dit ik. We geraken meer gegrond in dit actief gedachteleven en dit schenkt ons waar zelfvertrouwen, stabiliteit en innerlijke rust. We worden veel minder van onze sokkel geblazen bij moeilijkheden of uiterlijke weerstanden. We worden meer meester over ons eigen leven en vanuit een grotere verantwoordelijkheidszin en zelfcentrering gaan we het leven, onze omgeving, ons werk en plicht en onze relaties tegemoet. Vanuit deze verhoogde ik-kracht met zijn grote activiteit, sturing en onderscheidend overzicht benaderen we de wereld en de ander.
Wanneer er een toename is in ware ik-kracht merken we dat we niet meer zozeer de behoefte hebben om levenskracht af te nemen van anderen door middel van projectie, dominantie, klaagzang, leugen of manipulatie. Er is de gewaarwording van wijdte, zelfvertrouwen en lichtvolheid en juist uit deze stabiliteit of sterkte in het eigen midden kan men waarlijk dienstbaar zijn voor de ander. Vanuit deze lichtvolle geestelijke kern kan men licht geven aan de omgeving. Dit wil niet zeggen dat men zich dan oeverloos moet ten dienste stellen van alles en iedereen. Men heeft een kracht om op terug te vallen, maar tevens een sterk onderscheidend vermogen om eigen grenzen te bewaken. Het blijft een voortdurende evenwichtsoefening waarbij men tracht niet te vervallen in zelfverlies of in egocentrisme. Dit stabiele midden met de ik-kracht is de ware vrijheid van de mens. Hier is men geen slaaf of heerser, maar een vrije, actieve, scheppende en dienstbare mens.
David Vanheerswynghels