We zijn in deze tijd meer en meer vluchtige mensen geworden. In de communicatie springen we van het ene onderwerp naar het andere, raken gewoon aan multitasken en het snel handelen en associeren via tablet, mail, netwerksites, texting,.. De Pools-Britse socioloog Zygmunt Bauman spreekt over het huidige leven in vloeibare tijden. We zijn rustelozer geworden, maar ook meer impulsief, nerveus, voortdurend verlangend en verwachtingsvol. Daarnaast krijgen we het gevoel dat we blijven hangen aan de oppervlakte, dat we diepgang en stabiliteit missen en dat we eindeloos onze verlangens kunnen blijven voldoen zonder dat er echt een sterk bevredigende gemoedsrust en een centrale zingeving ontstaat.
We merken meer en meer dat we ook aan onze naasten voorbijgaan door ons eenzijdig gericht-zijn op onze verlangens en dat we ook onszelf beleven als weinig coherent en geconcentreerd. Door een te grote drang naar eigen behoeftebevrediging en het automatisch toegeven aan eigen opwellende emoties, komt de mens nog niet tot een ware opbouwende relatievorming en ook niet tot een stevigheid van de eigen persoonlijkheid.
Voor de huidige mens is het erg moeilijk geworden om onbevooroordeeld en objectief naar de ander toe te stappen. Het overwinnen van eigen referentiekaders, projecties of stereotyperingen, vraagt moed, zelfreflectie en eerlijkheid. De mens wordt soms zodanig meegesleurd door eigen egocentrische beweegredenen of door bepaalde angsten zodat hij de ander niet klaar kan waarnemen en kan komen tot een eenvoudige en eerlijke relatie. De oprechte openheid naar de ander is er meestal nog niet omdat men teveel opgeslorpt is door zichzelf of omdat men teveel vastzit in een machtspel. Er is een grote verscheidenheid aan menselijke machtspelletjes; van dominant gedrag tot slachtofferpositie, van bewust afstandelijk gedrag tot listigheid, verborgen agenda of projecteren van eigen schaduwen. Al deze machtposities zijn gebaseerd op ego en angst. Het ego verlangt waardering, energie en gelijk en er is tegelijk angst om gezond kritisch zichzelf te bekijken en het eenzijdig streven naar eigen verlangen te ontstijgen. De mens komt niet tot een verbinding met de ander, maar ook niet met het wezenlijke van zichzelf.
Door het bewustworden van eigen functioneren in relaties en het eerlijk en natuurlijk observeren van eigen gedachten, gevoelens en gedragingen kan men komen tot het meer objectief waarnemen van de ander. Niet het extreem streng zelfonderzoek, een te grote naïviteit naar de anderen toe, het zwelgen in eigen minderwaardigheid of het overgaan tot zelfbeklag wordt hiermee bedoeld. Ook het onderscheidingsvermogen om de anderen hun ego-gedrag te doorzien is noodzakelijk. Het is een gezapige weg van komen tot meer zelfkennis, het doorzien van eigen ego-structuren en de invloed op de omgeving. Met deze weg van gezond zelfonderzoek en gedachtencontrole, gaat ook het geleidelijke besef van eigen gedachtekracht en zelfsturing gepaard. Dan komen we tot één van de kernpunten binnen de yoga-filosofie, namelijk dat de mens waarlijk vrij wordt wanneer het ego of het kleine ik meer wijkt en er een nieuwe mens geboren wordt. Deze nieuwe mens is de scheppende mens die beseft dat het voortdurend verlangend streven van het ego nergens toe leidt. Ontheven aan de vele wisselende gemoedschommelingen en verwachtingen, leeft de ware kern of essentie van de mens (het IK of het Zelf) die werd vergeten of genegeerd. De mens kan ervoor kiezen om geen speelbal meer te zijn van de vele uiterlijke omstandigheden en meer te komen tot sturing vanuit het IK. Hoemeer de mens tot deze zelfstandige sturing komt, hoemeer er een vrijheidsgevoel wordt ervaren, een openheid naar de buitenwereld, maar ook een meer gegrond zijn in zichzelf, een zelfcentrering. Vanuit het IK schept men zijn eigen leven. Het IK staat niet gelijk aan het verlangende ego, maar is het geestelijke principe binnenin iedere mens. Door verschillende geestelijke leraars in de geschiedenis werd gewezen op deze sturende essentie van de mens en hoe men meer kan groeien in deze IK-kracht. Met de gezonde balans tussen de openheid naar de ander en de zelfcentrering, gaat een ontwikkelingsweg gepaard die niet gebaseerd is op eigen belang, maar op een groeien in zelfscheppend vermogen en het objectief, verbindend en sociaal om te gaan met de anderen.
David Vanheerswynghels