We leven momenteel in een tijd waar de grote waarden en idealen zijn verdwenen. Het leven bestaat voor vele mensen er voornamelijk uit in het zoeken naar een beroep, partner, leefomgeving en vrije tijd die ons zo gelukkig mogelijk maken. Het is een individueel streven naar welvaart en lichamelijke en financiële gemakken. Het geluk in deze uiterlijke zaken bepaald grotendeels ons algemeen welbevinden, gevoel voor zingeving en psychische gezondheid. Naast het ambitieus hunkeren naar dit uiterlijk geluk, zoeken we ook constant naar zintuigelijke prikkels die ons kortstondig tevreden stellen en amuseren. Complimenten en waardering van anderen, toename van status en erkenning, kopen van materiële goederen dragen bij tot eigenwaarde en identiteit.
Ons zelfgevoel wordt echter afhankelijk gemaakt van de buitenwereld. Onze innerlijke leegte trachten we zoveel mogelijk te vullen met uiterlijke prikkels. Voor de omgeving doen we ons sterk, sympatisch en gemanierd voor, maar het egoïstische streven wordt toegedekt of verborgen. Over een waar zelfvertrouwen kan hier niet gesproken worden. Een goeie beproeving voor de eigenwaarde is de confrontatie met kritiek, tegenslag, negatie en uitblijvend resultaat of erkenning. Dan merk je deze uiterlijk sympatisch, maar innerlijk egoïstische mens verandert in een opstandeling, een agressieveling of men vervalt in zelfbeklag, depressie of apathie. Dit komt omdat er nog geen sprake was van een echt zelfvertrouwen die gebaseerd is op IK-sterkte.
Het grote ideaal binnen deze tijdsgeest is trachten geluk te vinden in materiële zaken en hopen dat er geen moeilijkheden, ziektes of verlieservaringen deze geluksweg dwarsbomen. Binnen een kleine kring van vrienden, familie en collega’s zoekt men zingeving, stabiliteit en liefde. Iedereen is ijverig bezig binnen zijn eigen kring dit geluksgevoel te ervaren. In deze persoonlijke strijd naar geluk loeren er veel negatieve emoties om de hoek. Angst om geluksbrengers te verliezen, nijd tegenover anderen die meer geluk zouden hebben, de onuitputtelijke drang naar meer of geen enkele verzadiging meer kennen, manipuleren van anderen om eigen belang, zich wentelen in een consumerende of passieve houding,… In deze tijd zijn er nog nooit zoveel angsten en depressies geweest. Ook de oprechte communicatie onder mensen is sterk achteruit gegaan. Het vertrouwen in de ander vermindert, het actief luisteren en het positieve nog zien in een mens wordt te moeilijk, iets doen tegen eigen goesting lukt niet, waardering en respect opbrengen raakt verloren,…
Zo zien we dat de huidige mens – ondanks de vele uiterlijke gelukbrengers – toch verstrikt raakt in zichzelf, toch nog worstelt met angsten en zorgen en niet kan zeggen dat hij zich waarlijk sterk en vrij voelt. In de verschillende wereldreligies, spirituele stromingen en filosofieën komt steeds dezelfde gedachte terug, namelijk dat de mens pas vrijheid en geluk vindt, wanneer hij of zij komt tot een innerlijke activiteit en sterkte.
De mens beschikt over drie bewustzijnskrachten, nl. het denken, het voelen en de wil. De Griekse en Romeinse filosofen maakten reeds onderscheid tussen deze wezensdelen van de mens. Deze delen kunnen in de greep zitten van sterke lichaamsgebonden begeertes (verlangen naar roem, materieel succes, zinnelijk genot,…) of kunnen meer gestuurd worden door sterke en heldere gedachten.
De grootste schat van een mens is wel zijn gedachtekracht of scheppend vermogen dat geestelijk van natuur is. De mens is dus niet enkel een lichaam dat mechanisch functioneert. De mens is meer dan lichaam, emotie, begeerte of energie. De gedachte kunnen me niet fysisch grijpen en toch is ze aanwezig. De eigenlijke aard van de gedachte is sturend, leidend en vormgevend. Onze gedachten zijn de vormgevers van ons leven. De gedachte staat dus niet gelijk aan het piekerdenken of het ongeconcentreerd, intellectueel, mechanisch of chaotisch denken. De zuivere of reine gedachte staat los van enige egoïstische begeerte of persoonlijk verlangen. We zullen merken dat wanneer we ons oefenen in helder denken dat we meer en meer vormgevers of scheppers worden van ons eigen leven.
De grote geestelijke leraars van onze geschiedenis beschikten over zulke hogere geestelijke en reine gedachten of imaginaties. Ze waren vrij van een egoïstisch materieël en begeertevol streven. Van hun gedachten ging er een zeer sterke werking uit. Hun bewustzijn met het denken, voelen en de wil was geordend, sterk en zuiver. Ze beschikten over een edele of reine ziel. Ze namen waarlijk het geboorterecht van de mens in handen, nl. geestelijk scheppend-actief zijn in deze wereld. Met hun hogere gedachten hadden ze een zeer heilzame, genezende en verheffende werking op de anderen. Het juist lezen en bestuderen van hun gedachten werkt zeer inzichtgevend en verhelderend op ons bewustzijn. Het actief bezig zijn met het doordenken van zulke hogere gedachten, bevrijdt de mens uit zijn vele enge bindingen en afhankelijkheden. Vanuit hun grote zielsactiviteit of scheppend liefdevol vermogen waren deze leraars gevend naar de wereld toe. En juist daarin ligt het ware geluk en de ware vrijheid voor iedere mens.
David Vanheerswynghels