Assertiviteit wordt nog veelal gezien als een fel opkomen voor zichzelf om eigen wensen te verkrijgen. Dit is meer een agressieve en egoïstische houding die weinig te maken heeft met het ware begrip assertiviteit.
Een evenwichtige en gezonde wisselbeweging tussen ik en de ander benadert volgens mij meer de assertieve houding. De mens vervalt niet in oeverloos geven, zichzelf opofferen en in de slaafse onderdanigheid. Maar ook gaat men niet over in het nemende principe via manipulatie, dominatie, provocatie of andere vormen van machtspelletjes.
In de huidige tijd merken we dat het moeilijk is om zich te bewegen in dit middengebied van de assertiviteit. We zitten ofwel in het weinige zelfrespect en steeds voldoen aan de eisen van de ander of in de meer narcistische houding waar er geen introspectie is, maar overheersen en bot aanvechten van de ander.
Bij beide extremen of polen (IK – ANDER) is er sprake van een tekort aan IK-sterkte. De pleaser of de immer dienstbare en volgzame persoon heeft meestal een minderwaardigheidscomplex (ontstaan vanuit het verleden/opvoeding). Wanneer men zonder zelfachting of eigenwaarde naar de ander toestapt, is de kans groot dat men veel energie kwijtraakt of af te rekenen krijgt met ontgoocheling en onbegrip. Men probeert wel goed te doen en een ander te helpen, maar verliest zich hierin. Vooral mensen die eerder egoïstisch van karakter zijn, kunnen daar gretig op inspelen.
Ook de stoere en dominerende persoonlijkheid die nooit eigen fouten kan toegeven vertoont weinig IK-sterkte. Vanbinnen voelt men zich onzeker en angstig, maar men tracht dit zoveel mogelijk uiterlijk te verbergen. Door macht uit te oefenen verkrijgt men energie of eigenwaarde. Men gebruikt in feite de ander om meer zichzelf te kunnen zijn.
Beide polen hebben te maken met angst om gekwetst te worden. De ene probeert op een dienstbare manier de kwetsuren te ontlopen en de waardering (energie) te verkrijgen, de ander tracht op een meer agressieve en dominante manier dit te doen.
De juiste assertiviteit is die van het ware zelfvertrouwen, de innerlijke stabiliteit en rust en de vriendelijke, respectvolle en krachtige uitstraling naar buiten. De grote vraag die bij assertiviteit zou moeten gesteld worden is de volgende: “Hoe kunnen we geleidelijk aan onze opgelopen angsten uit het verleden kwijtraken en komen tot meer evenwicht en persoonlijkheidsterkte?”
In het verleden hebben we meestal niet geleerd hoe we onszelf innerlijk sterker en relatiebekwamer kunnen maken. Ook het geloof in eigen gedachtekracht en de invloed daarvan op de ander is niet echt gestimuleerd geweest. De weg naar een juiste assertiviteit vraagt om te beginnen de moed tot oprechte zelfreflectie en een voldoende wilskracht om te willen veranderen. Een eerste houding is dus oprecht onszelf observeren en zien in welke valkuil (pool) we meestal zitten. Wanneer we door veelvuldige tegenslagen en ontgoochelingen deze eenzijdigheid en angst beu zijn en voldoende wil bezitten om het anders aan te pakken, dan kunnen we het ideaal van de juiste assertiviteit beginnen nastreven.